611-9-20
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2003 Teil II Nr. 31, ausgegeben zu Bonn am 14. November 2003
1615
Gesetz zu dem Zusatzabkommen vom 5. November 2002 zum Abkommen vom 11. April 1967 zwischen der Bundesrepublik Deutschland und dem Königreich Belgien zur Vermeidung der Doppelbesteuerungen und zur Regelung verschiedener anderer Fragen auf dem Gebiete der Steuern vom Einkommen und vom Vermögen einschließlich der Gewerbesteuer und der Grundsteuern
Vom 12. November 2003.
Der Bundestag hat mit Zustimmung des Bundesrates das folgende Gesetz beschlossen: Artikel 1 Dem in Brüssel am 5. November 2002 unterzeichneten Zusatzabkommen zum Abkommen vom 11. April 1967 zwischen der Bundesrepublik Deutschland und dem Königreich Belgien zur Vermeidung der Doppelbesteuerungen und zur Regelung verschiedener anderer Fragen auf dem Gebiete der Steuern vom Einkommen und vom Vermögen einschließlich der Gewerbesteuer und der Grundsteuern sowie zum dazugehörigen Schlussprotokoll (BGBl. 1969 II S. 17) wird zugestimmt. Das Zusatzabkommen wird nachstehend veröffentlicht. Artikel 2 Den in Artikel 3 des Zusatzabkommens festgelegten Ausgleichsbetrag von 18 Millionen Euro entrichtet der Bund am 30. Juni des jeweiligen Jahres aus dem Aufkommen der Lohnsteuer. Der auf diesen Betrag entsprechend der Beteiligung am Aufkommen der Lohnsteuer entfallende Gesamtanteil der Länder und Gemeinden wird von dem Land Nordrhein-Westfalen in Höhe eines Anteils von 95 Prozent und von dem Land Rheinland-Pfalz in Höhe eines Anteils von fünf Prozent getragen. Artikel 3 (1) Dieses Gesetz tritt am Tage nach seiner Verkündung in Kraft. (2) Der Tag, an dem das Zusatzabkommen nach seinem Artikel 5 in Kraft tritt, ist im Bundesgesetzblatt bekannt zu geben.
Das vorstehende Gesetz wird hiermit ausgefertigt. Es ist im Bundesgesetzblatt zu verkünden.
Berlin, den 12. November 2003 Der Bundespräsident Johannes Rau Der Bundeskanzler Gerhard Schröder Der Bundesminister der Finanzen Hans Eichel Der Bundesminister des Auswärtigen J. Fischer
1616
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2003 Teil II Nr. 31, ausgegeben zu Bonn am 14. November 2003
Zusatzabkommen zum Abkommen vom 11. April 1967 zwischen der Bundesrepublik Deutschland und dem Königreich Belgien zur Vermeidung der Doppelbesteuerungen und zur Regelung verschiedener anderer Fragen auf dem Gebiete der Steuern vom Einkommen und vom Vermögen einschließlich der Gewerbesteuer und der Grundsteuern sowie zum dazugehörigen Schlussprotokoll Convention Additionnelle à la Convention du 11 Avril 1967 entre la République Féderale d'Allemagne et le Royaume de Belgique en vue d'éviter les doubles impositions et de régler certaines autres questions en matière d'impôts sur le revenu et sur la fortune, y compris la contribution des patentes et les impôts fonciers, et à son Protocole final Aanvullende Overeenskomst bij de Overeenkomst van 11 April 1967 tussen de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk België tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen van inkomen en van vermogen, met inbegrip van de ondernemingsbelasting en de grondbelastingen, en bij diens slotprotocol
Die Bundesrepublik Deutschland und das Königreich Belgien in dem Wunsch, ein Zusatzabkommen zum Abkommen vom 11. April 1967 zwischen der Bundesrepublik Deutschland und dem Königreich Belgien zur Vermeidung der Doppelbesteuerungen und zur Regelung verschiedener anderer Fragen auf dem Gebiete der Steuern vom Einkommen und vom Vermögen einschließlich der Gewerbesteuer und der Grundsteuern sowie des dazugehörigen Schlussprotokolls (im Folgenden als ,,Abkommen" und als ,,Schlussprotokoll" bezeichnet) zu schließen sind wie folgt übereingekommen: La République fédérale d'Allemagne et le Royaume de Belgique, Désireux de conclure une Convention additionnelle à la Convention du 11 avril 1967 entre la République Fédérale d'Allemagne et le Royaume de Belgique en vue d'éviter les doubles impositions et de régler certaines autres questions en matière d'impôts sur le revenu et sur la fortune, y compris la contribution des patentes et les impôts fonciers et à son Protocole final (ci-après dénommés «la Convention» et «le Protocole final»), De Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk België, wensende een Aanvullende Overeenkomst te sluiten bij de Overeenkomst van 11 april 1967 tussen de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk België tot voorkoming van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen van inkomen en van vermogen, met inbegrip van de ondernemingsbelasting en de grondbelastingen, en bij diens Slotprotocol (hierna te noemen "de Overeenkomst" en "het Slotprotocol"),
Sont convenus des dispositions suivantes: Article 1 L'article 15, paragraphe 3 de la Convention est supprimé et remplacé par la disposition suivante:
zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1 Artikel 15 Absatz 3 des Abkommens wird aufgehoben und durch folgende Bestimmung ersetzt:
Artikel 1 Artikel 15, paragraaf 3 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door de volgende bepaling:
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2003 Teil II Nr. 31, ausgegeben zu Bonn am 14. November 2003
(3) Abweichend von den Absätzen 1 und 2 gelten Vergütungen für eine an Bord eines Seeschiffes oder Luftfahrzeuges im internationalen Verkehr oder an Bord eines Schiffes im Binnenverkehr ausgeübte unselbständige Arbeit als Vergütungen für eine Tätigkeit, die in dem Vertragsstaat ausgeübt wird, in dem sich der Ort der tatsächlichen Geschäftsleitung des Unternehmens befindet; sie können in diesem Staat besteuert werden. Artikel 2 Punkt 11 des Schlussprotokolls wird aufgehoben und durch folgende Bestimmungen ersetzt: Zu Artikel 23 1. Ungeachtet des Artikels 23 Absatz 2 Nummer 1 berücksichtigt Belgien die in den Artikeln 15 und 19 genannten Einkünfte, die in Belgien nach Artikel 23 Absatz 2 Nummer 1 von der Steuer befreit sind, bei der Festsetzung der von den belgischen Gemeinden und Agglomerationen erhobenen Zusatzsteuer zur Einkommensteuer der natürlichen Personen. Diese Zusatzsteuer wird auf der Grundlage der Steuer berechnet, die in Belgien zu zahlen wäre, wenn die betreffenden Einkünfte aus Belgien stammten. 2. Die in der Bundesrepublik Deutschland auf die in der vorstehenden Ziffer 1 genannten Einkünfte erhobene Steuer wird um einen Betrag in Höhe von 8 vom Hundert dieser Steuer gemindert. Artikel 3 Zum Ausgleich der Haushaltsmindereinnahmen, die dem Königreich Belgien durch die Änderung des Artikels 15 Absatz 3 des Abkommens entstehen, zahlt die Bundesrepublik Deutschland an das Königreich Belgien ab dem unmittelbar auf das Inkrafttreten dieses Zusatzabkommens folgenden Jahr sechs Jahre lang eine finanzielle Entschädigung in Höhe von jährlich 18 Millionen Euro. (3) Par dérogation aux paragraphes 1 et 2, les rémunérations au titre d'un emploi salarié exercé à bord d'un navire ou d'un aéronef exploité en trafic international, ou à bord d'un bateau servant à la navigation intérieure, sont considérées comme se rapportant à une activité exercée dans l'Etat contractant où est situé le siège de la direction effective de l'entreprise et sont imposables dans cet Etat.
1617
(3) In afwijking van de paragrafen 1 en 2, worden beloningen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of een luchtvaartuig in internationaal verkeer, of aan boord van een schip in de binnenvaart, geacht betrekking te hebben op werkzaamheden uitgeoefend in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen en zijn ze in die Staat belastbaar. Artikel 2 Punt 11 van het Slotprotocol wordt opgeheven en vervangen door de volgende bepalingen: Ad artikel 23: 1. Niettegenstaande artikel 23, paragraaf 2, 1°, houdt België rekening met de in de artikelen 15 en 19 bedoelde inkomsten die in België zijn vrijgesteld overeenkomstig artikel 23, paragraaf 2, 1°, om de aanvullende belasting op de personenbelasting vast te stellen die door de Belgische gemeenten en agglomeraties wordt geheven. Die aanvullende belasting wordt berekend op de belasting die in België verschuldigd zou zijn indien de inkomsten in kwestie inkomsten uit Belgische bronnen waren. 2. De belasting die in de Bondsrepubliek Duitsland wordt geheven van de in 1. hierboven vermelde inkomsten, wordt verminderd met een bedrag dat gelijk is aan 8 percent van die belasting.
Article 2 Le point 11 du Protocole final est supprimé et remplacé par les dispositions suivantes: Ad Article 23: 1. Nonobstant l'article 23, paragraphe 2, 1°, la Belgique tient compte des revenus visés aux articles 15 et 19 qui sont exemptés en Belgique conformément à l'article 23, paragraphe 2, 1°, pour déterminer la taxe additionnelle à l'impôt des personnes physiques établie par les communes et les agglomérations belges. Cette taxe additionnelle est calculée sur l'impôt qui serait dû en Belgique si les revenus en question étaient des revenus de source belge. 2. L'impôt perçu en République fédérale d'Allemagne sur les revenus visés au 1. ci-avant est diminué d'un montant correspondant à 8 pour cent de cet impôt.
Article 3 Une compensation financière de 18 millions d'Euros par an visant à amortir la perte budgétaire qui résulte pour le Royaume de Belgique de la modification de l'article 15, paragraphe 3 de la Convention, sera versée au Royaume de Belgique par la République fédérale d'Allemagne pendant 6 années à partir de l'année qui suit immédiatement celle de l'entrée en vigueur de la présente Convention additionnelle. Article 4 La République fédérale d'Allemagne fera enregistrer sans délai, dès son entrée en vigueur, la présente Convention additionnelle par le Secrétariat des Nations Unies conformément à l'Article 102 de la Charte des Nations Unies. Le Royaume de Belgique sera informé de cet enregistrement, avec indication du numéro d'enregistrement des Nations Unies, dès que le Secrétariat des Nations Unies l'aura confirmé.
Artikel 3 Een financiële compensatie van 18 miljoen euro per jaar tot delging van het budgettair verlies dat voor het Koninkrijk België voortvloeit uit de wijziging van artikel 15, paragraaf 3 van de Overeenkomst zal door de Bondsrepubliek Duitsland aan het Koninkrijk België worden betaald gedurende 6 jaren vanaf het jaar dat onmiddellijk volgt op dat van de inwerkingtreding van deze Aanvullende Overeenkomst.
Artikel 4 Die Bundesrepublik Deutschland lässt dieses Zusatzabkommen nach seinem Inkrafttreten unverzüglich gemäß Artikel 102 der Charta der Vereinten Nationen beim Sekretariat der Vereinten Nationen registrieren. Das Königreich Belgien wird unter Angabe der Registrierungsnummer der Vereinten Nationen über diese Registrierung unterrichtet, sobald das Sekretariat der Vereinten Nationen sie bestätigt hat.
Artikel 4 De Bondsrepubliek Duitsland zal deze Aanvullende Overeenkomst zonder verwijl na de inwerkingtreding ervan, laten registreren door het Secretariaat van de Verenigde Naties overeenkomstig Artikel 102 van het Handvest der Verenigde Naties. Het Koninkrijk België zal van deze registratie in kennis worden gesteld, met vermelding van het registratienummer van de Verenigde Naties, zodra het Secretariaat van de Verenigde Naties die registratie zal hebben bevestigd. Artikel 5 (1) Deze Aanvullende Overeenkomst zal worden bekrachtigd; de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk worden uitgewisseld.
Artikel 5 (1) Dieses Zusatzabkommen bedarf der Ratifikation; die Ratifikationsurkunden werden so bald wie möglich ausgetauscht.
Article 5 (1) La présente Convention additionnelle sera ratifiée; les instruments de ratification seront échangés aussitôt que possible.
1618
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2003 Teil II Nr. 31, ausgegeben zu Bonn am 14. November 2003
(2) La présente Convention additionnelle entrera en vigueur un mois après l'échange des instruments de ratification. Elle s'appliquera aux impôts dus sur les revenus payés ou attribués à partir du 1er janvier de l'année suivant celle de son entrée en vigueur. (3) La présente Convention additionnelle restera en vigueur aussi longtemps que la Convention sera en vigueur. En foi de quoi, les soussignés, dûment autorisés à cet effet, ont signé la présente Convention additionnelle. (2) Deze Aanvullende Overeenkomst zal in werking treden één maand na de uitwisseling van de akten van bekrachtiging. Deze zal van toepassing zijn op de belastingen verschuldigd op de inkomsten die zijn betaald of toegekend op of na 1 januari van het jaar dat volgt op dat van de inwerkingtreding. (3) Deze Aanvullende Overeenkomst zal van kracht blijven zolang de Overeenkomst zelf van kracht zal zijn. Ten Blijke waarvan de ondergetekenden, daartoe behoorlijk gevolmachtigd, deze Aanvullende Overeenkomst hebben ondertekend. Gedaan in tweevoud te Brussel, op 5 november 2002, in de Duitse, de Franse en de Nederlandse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
(2) Dieses Zusatzabkommen tritt einen Monat nach Austausch der Ratifikationsurkunden in Kraft. Es findet Anwendung auf die Steuern, die auf Einkünfte entfallen, die ab dem 1. Januar des auf das Jahr seines Inkrafttretens folgenden Jahres gezahlt oder zugerechnet werden. (3) Dieses Zusatzabkommen bleibt so lange in Kraft wie das Abkommen.
Zu Urkund dessen haben die hierzu gehörig befugten Bevollmächtigten dieses Zusatzabkommen unterschrieben.
Geschehen zu Brüssel am 5. November 2002 in zwei Urschriften, jede in deutscher, französischer und niederländischer Sprache, wobei jeder Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist.
Fait à Bruxelles, le 5 novembre 2002, en double exemplaire, en langues allemande, française et néerlandaise, les trois textes faisant également foi.
Für die Bundesrepublik Deutschland Pour la République fédérale d'Allemagne Voor de Bondsrepubliek Duitsland P. B u t l e r Hans Eichel Für das Königreich Belgien Pour le Royaume de Belgique Voor het Koninkrijk België Reynders
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2003 Teil II Nr. 31, ausgegeben zu Bonn am 14. November 2003
1619
Bekanntmachung des deutsch-äthiopischen Abkommens über Finanzielle Zusammenarbeit
Vom 2. Oktober 2003
Das in Addis Abeba am 11. September 2003 unterzeichnete Abkommen zwischen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland und der Regierung der Demokratischen Bundesrepublik Äthiopien über Finanzielle Zusammenarbeit (,,Warenhilfe VIII -- Beschaffung von Ersatzteilen für Mercedes-Busse") ist nach seinem Artikel 5 am 11. September 2003 in Kraft getreten; es wird nachstehend veröffentlicht.
Bonn, den 2. Oktober 2003 Bundesministerium für wirtschaftliche Zusammenarbeit und Entwicklung Im Auftrag Dr. M i c h a e l H o f m a n n
Abkommen zwischen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland und der Regierung der Demokratischen Bundesrepublik Äthiopien über Finanzielle Zusammenarbeit
,,Warenhilfe VIII -- Beschaffung von Ersatzteilen für Mercedes-Busse"
Die Regierung der Bundesrepublik Deutschland und die Regierung der Demokratischen Bundesrepublik Äthiopien -- im Geist der bestehenden freundschaftlichen Beziehungen zwischen der Bundesrepublik Deutschland und der Demokratischen Bundesrepublik Äthiopien, im Wunsch, diese freundschaftlichen Beziehungen durch partnerschaftliche Finanzielle Zusammenarbeit zu festigen und zu vertiefen, im Bewusstsein, dass die Aufrechterhaltung dieser Beziehungen die Grundlage dieses Abkommens ist, in der Absicht, zur sozialen und wirtschaftlichen Entwicklung in der Demokratischen Bundesrepublik Äthiopien beizutragen, unter Bezugnahme auf die Verbalnote der Botschaft der Bundesrepublik Deutschland in Addis Abeba vom 11. November 2002 über die Zusage der nachfolgend genannten Mittel -- sind wie folgt übereingekommen: Artikel 1 (1) Die Regierung der Bundesrepublik Deutschland ermöglicht es der Regierung der Demokratischen Bundesrepublik Äthiopien, von der Kreditanstalt für Wiederaufbau, Frankfurt am Main, einen Finanzierungsbeitrag in Höhe von insgesamt 975 000,-- EUR (in Worten: neunhundertfünfundsiebzigtausend Euro) für das Vorhaben ,,Warenhilfe VIII -- Beschaffung von Ersatzteilen für Mercedes-Busse" zur Finanzierung der Devisenkosten für den Bezug von Ersatzteilen zur Reparatur von Mercedes-Bussen und der im Zusammenhang mit der finanzierten Wareneinfuhr anfallenden Devisen- und Inlandskosten für Transport, Versicherung und Montage zu erhalten. (2) Das in Absatz 1 bezeichnete Vorhaben kann im Einvernehmen zwischen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland und der Regierung der Demokratischen Bundesrepublik Äthiopien durch ein anderes Vorhaben ersetzt werden.
Artikel 2 Die Verwendung des in Artikel 1 genannten Betrags, die Bedingungen, zu denen er zur Verfügung gestellt wird, sowie das Verfahren der Auftragsvergabe bestimmen die zwischen der Kreditanstalt für Wiederaufbau und den Empfängern des Finanzierungsbeitrags zu schließenden Verträge, die den in der Bundesrepublik Deutschland geltenden Rechtsvorschriften unterliegen. Die Zusage des in Artikel 1 genannten Betrags entfällt, soweit nicht innerhalb einer Frist von acht Jahren nach dem Zusagejahr die entsprechenden Finanzierungsverträge geschlossen wurden. Für diesen Betrag endet diese Frist mit Ablauf des 31. Dezember 2010.
1620
Bundesgesetzblatt Jahrgang 2003 Teil II Nr. 31, ausgegeben zu Bonn am 14. November 2003
Artikel 3 beitrags ergebenden Transporten von Personen und Gütern im See-, Land- und Luftverkehr den Passagieren und Lieferanten die freie Wahl der Verkehrsunternehmen, trifft keine Maßnahmen, welche die gleichberechtigte Beteiligung der Verkehrsunternehmen mit Sitz in der Bundesrepublik Deutschland ausschließen oder erschweren, und erteilt gegebenenfalls die für eine Beteiligung dieser Verkehrsunternehmen erforderlichen Genehmigungen. Artikel 5 Dieses Abkommen tritt am Tag seiner Unterzeichnung in Kraft.
Die Regierung der Demokratischen Bundesrepublik Äthiopien stellt die Kreditanstalt für Wiederaufbau von sämtlichen Steuern und sonstigen öffentlichen Abgaben frei, die im Zusammenhang mit Abschluss und Durchführung der in Artikel 2 erwähnten Verträge in der Demokratischen Bundesrepublik Äthiopien erhoben werden. Artikel 4 Die Regierung der Demokratischen Bundesrepublik Äthiopien überlässt bei den sich aus der Gewährung des Finanzierungs-
Geschehen zu Addis Abeba am 11. September 2003 in zwei Urschriften, jede in deutscher und englischer Sprache, wobei jeder Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist. Für die Regierung der Bundesrepublik Deutschland Philipp Schauer Für die Regierung der Demokratischen Bundesrepublik Äthiopien Mulu Ketsela
Bekanntmachung über die vorläufige Anwendung des deutsch-russischen Abkommens über den Transit von Wehrmaterial und Personal durch das Hoheitsgebiet der Russischen Föderation im Zusammenhang mit den Beiträgen der Bundeswehr zur Stabilisierung und zum Wiederaufbau Afghanistans
Vom 24. Oktober 2003
Das in Jekaterinburg am 9. Oktober 2003 unterzeichnete Abkommen zwischen der Regierung der Bundesrepublik Deutschland und der Regierung der Russischen Föderation über den Transit von Wehrmaterial und Personal durch das Hoheitsgebiet der Russischen Föderation im Zusammenhang mit den Beiträgen der Bundeswehr zur Stabilisierung und zum Wiederaufbau Afghanistans wird nach seinem Artikel 12 Abs. 2 seit dem 9. Oktober 2003 vorläufig angewendet, es wird nachstehend veröffentlicht. Die Bekanntmachung über das Inkrafttreten des Abkommens erfolgt, sobald die Voraussetzungen nach seinem Artikel 12 Abs. 1 erfüllt sind.
Berlin, den 24. Oktober 2003 Auswärtiges Amt Im Auftrag Dr. L ä u f e r