Bundesgesetzblatt  Bundesgesetzblatt Teil II  1980  Nr. 19 vom 21.05.1980  - Seite 661 bis 663 - Verordnung zu der deutsch-niederländischen Vereinbarung vom 11. Oktober 1979 über die Festsetzung eines Mindestbetrages für die Einziehung und Beitreibung von Beiträgen der Sozialen Sicherheit

Verordnung zu der deutsch-niederländischen Vereinbarung vom 11. Oktober 1979 über die Festsetzung eines Mindestbetrages für die Einziehung und Beitreibung von Beiträgen der Sozialen Sicherheit Nr. 19 - Tag der Ausgabe: Bonn, den 21. Mai 1980 661 Verordnung zu der deutsch-niederländischen Vereinbarung vom 11. Oktober 1979 über die Festsetzung eines Mindestbetrages für die Einziehung und Beitreibung von Beiträgen der Sozialen Sicherheit Vom 7. Mai 1980 Auf Grund des Artikels 1 Nr. 4 und des Artikels 3 des Gesetzes vom 17. Mai 1974 über die Ermächtigung zum Erlaß von Rechtsverordnungen im Rahmen der Verordnung (EWG) Nr. 1408/71 des Rates vom 14. Juni 1971 zur Anwendung der Systeme der Sozialen Sicherheit auf Arbeitnehmer und deren Familien, die innerhalb der Gemeinschaft zu- und abwandern, und der Verordnung (EWG) Nr. 574/72 des Rates vom 21. März 1972 über die Durchführung der Verordnung (EWG) Nr. 1408/71 (BGBl. 1974 I S. 1177) wird, und zwar soweit sich die Verordnung auf Artikel 1 des vorgenannten Gesetzes stützt mit Zustimmung des Bundesrates, verordnet: Artikel 1 Die in Brüssel am 11. Oktober 1979 unterzeichnete Vereinbarung zwischen dem Bundesminister für Arbeit und Sozialordnung der Bundesrepublik Deutschland und dem Minister für soziale Angelegenheiten der Niederlande über die Festsetzung eines Mindestbetrages für die Einziehung und Beitreibung von Beiträgen der Sozialen Sicherheit wird hiermit in Kraft gesetzt. Die Vereinbarung wird nachstehend veröffentlicht. Artikel 2 Diese Verordnung gilt nach § 14 des Dritten Überleitungsgesetzes in Verbindung mit Artikel 6 des eingangs bezeichneten Gesetzes auch im Land Berlin. Artikel 3 (1) Diese Verordnung tritt an dem Tage in Kraft, an dem die Vereinbarung in Kraft tritt. (2) Diese Verordnung tritt an dem Tage außer Kraft, an dem die Vereinbarung außer Kraft tritt. (3) Der Tag des Inkrafttretens und des Außerkrafttretens ist im Bundesgesetzblatt bekanntzugeben. Bonn, den 7. Mai 1980 für Der Bundesminister Arbeit und Sozialordnung Ehrenberg 662 Bundesgesetzblatt, Jahrgang 1980, Teil II Vereinbarung zwischen dem Bundesminister für Arbeit und Sozialordnung der Bundesrepublik Deutschland und dem Minister für soziale Angelegenheiten der Niederlande über die Festsetzung eines Mindestbetrages für die Einziehung und Beitreibung von Beiträgen der Sozialen Sicherheit Akkoord tussen de Bondsminister van Arbeid en Sociale Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland en de Minister van Sociale Zaken van Nederland ter vaststelling van een minimumbedrag voor de invordering van premies voor de sociale zekerheid Der Bundesminister für Arbeit und Sozialordnung der Bundesrepublik Deutschland und der Minister für soziale Angelegenheiten der Niederlande - De Bondsminister van Arbeid en Sociale Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland en de Minister van Sociale Zaken van Nederland - auf Grund des Artikels 92 Absatz 2 der Verordnung (EWG) Nr. 1408/71 des Rates vom 14. Juni 1971 zur Anwendung der Systeme der Sozialen Sicherheit auf Arbeitnehmer und deren Familien, die innerhalb der Gemeinschaft zu- und abwandern, auf Grund des Artikels 8 Absatz 2 und des Artikels 9 des Vertrages vom 21. Januar 1969 zwischen der Bundesrepublik Deutschland und dem Königreich der Niederlande über die Einziehung und Beitreibung von Beiträgen der Sozialen Sicherheit, in dem Wunsch, die Anwendung des Vertrages vom 21. Januar 1969 zu vereinfachen - sind wie folgt übereingekommen: op grond van artikel 92, tweede lid, van Verordening (E.E.G.) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toe-passing van de sociale zekerheidsregelingen op loontrekken-den en hun gezinnen die zieh binnen de Gemeenschap ver-plaatsen, op grond van artikel 8, tweede lid en artikel 9 van de Over-eenkomst van 21 januari 1969, tussen de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk der Nederlanden inzake de invordering van premies voor de sociale zekerheid, wensende de toepassing van de Overeenkomst van 21 januari 1969 te vereenvoudigen, zijn het volgende overeengekomen: Artikel 1 Die ersuchten Träger sind nicht verpflichtet, einer gemäß Artikel 4 Absatz 1 des Vertrages vom 21. Januar 1969 zwischen der Bundesrepublik Deutschland und dem Königreich der Niederlande über die Einziehung und Beitreibung von Beiträgen der Sozialen Sicherheit von einem zuständigen Träger des anderen Vertragsstaates beantragten Amtshilfe zu entsprechen, wenn die Forderung, die eingezogen oder beigetrieben werden soll, den Betrag von 250- DM bzw. 250- hfl nicht übersteigt. In diesem Betrag sind etwaige Zuschläge und Geldstrafen nichtstrafrechtlicher Art sowie Zinsen und Kosten, die im Zusammenhang mit dem Beitragseinzug stehen, eingeschlossen. Artikel 1 De aangezochte Organen zijn niet verplicht aan een krach-tens artikel 4, eerste lid van de Overeenkomst van 21 januari 1969 tussen de Bondsrepubliek Duitsland en het Koninkrijk der Nederlanden inzake invordering van premies voor de sociale zekerheid ingediend verzoek om bijstand van een be-voegd orgaan van de andere Overeenkomstsluitende Partij te voldoen, indien de vordering de ingesteld dient te worden, een bedrag van Fl. 250,- onderscheidenlijk DM 250,- niet over-schrijdt. In dit bedrag zijn eventuele verhogingen en boeten van niet-strafrechtelijke aard begrepen, alsmede interest en kosten, welke in verband staan met de invordering. Artikel 2 Im Anhang zu dem in Artikel 1 genannten Vertrag wird der letzte Halbsatz unter Abschnitt I "besteht keine Allgemeine Ortskrankenkasse, die entsprechende Landkrankenkasse" gestrichen. Artikel 2 In de bijlage bij de in artikel 1 genoemde Overeenkomst wordt onder punt II de zinsnede «bij gebreke aan een algeme-ne plaatselijke ziekenkas, de desbetreffende Landsziekenkas (Landkrankenkasse)» geschrapt. Nr. 19 - Tag der Ausgabe: Bonn, den 21. Mai 1980 663 Artikel 3 Diese Vereinbarung gilt auch für das Land Berlin, sofern nicht der Bundesminister für Arbeit und Sozialordnung der Bundesrepublik Deutschland gegenüber dem Minister für soziale Angelegenheiten der Niederlande innerhalb von drei Monaten nach Inkrafttreten der Vereinbarung eine gegenteilige Erklärung abgibt. Artikel 3 Dit Akkoord geldt ook voor het Land Berlijn, voor zover de Bondsminister van Arbeid en Sociale Zaken van de Bondsre-publiek Duitsland niet binnen drie maanden na de inwerkingtreding daarvan tegenover de Minister van Sociale Zaken van Nederland een verklaring aflegt, waaruit het tegendeel blijkt. Artikel 4 Diese Vereinbarung tritt einen Monat nach dem Tage in Kraft, an dem der Bundesminister für Arbeit und Sozialordnung der Bundesrepublik Deutschland dem Minister für soziale Angelegenheiten der Niederlande mitgeteilt hat, daß in der Bundesrepublik Deutschland die innerstaatlichen Voraussetzungen für das Inkrafttreten der Vereinbarung erfüllt sind. Artikel 4 Dit Akkoord treedt in werking een maand na de dag waarop de Bondsminister van Arbeid en Sociale Zaken van de Bonds-republiek Duitsland aan de Minister van Sociale Zaken van Nederland heeft medegedeeld, dat in de Bondsrepubliek Duitsland aan de nationale voorwaarden voor inwerkingtreding van het Akkoord is voldaan. Artikel 5 Diese Vereinbarung wird für die Dauer eines Jahres nach dem Zeitpunkt ihres Inkrafttretens geschlossen. Sie gilt als stillschweigend von Jahr zu Jahr verlängert, sofern sie nicht spätestens drei Monate vor Ablauf der Jahresfrist schriftlich gekündigt wird. Sie tritt spätestens außer Kraft, wenn der in Artikel 1 genannte Vertrag außer Kraft tritt. Artikel 5 Dit Akkoord wordt gesloten voor de tijd van een jaar na het tijdstip van zijn inwerkingtreding. Het wordt geacht stilzwij-gend van jaar tot jaar te zijn verlengd, voor zover het niet uiter-lijk drie maanden vöör het verstrijken van de lopende termijn schriftelijk wordt opgezegd. Het treedt uiterlijk buiten werking, wanneer de in artikel 1 genoemde Overeenkomst buiten werking treedt. Geschehen zu Brüssel am 11. Oktober 1979 in zwei Urschriften, jede in deutscher und niederländischer Sprache, wobei jeder Wortlaut gleichermaßen verbindlich ist. Gedaan te Brüssel de 11 Oktober 1979 in twee exemplaren, elk in de Duitse en in de Nederlandse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek. Für den Bundesminister für Arbeit und Sozialordnung Voor de Bondsminister van Arbeid en Sociale Zaken Dr. Haase Für den Minister für soziale Angelegenheiten Voor de Minister van Sociale Zaken Dirken